Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/121180353.webp
perder
Espere, você perdeu sua carteira!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/74693823.webp
precisar
Você precisa de um macaco para trocar um pneu.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/32685682.webp
estar ciente
A criança está ciente da discussão de seus pais.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/78973375.webp
obter um atestado
Ele precisa obter um atestado médico do doutor.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/99169546.webp
olhar
Todos estão olhando para seus telefones.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/84314162.webp
espalhar
Ele espalha seus braços amplamente.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/120870752.webp
retirar
Como ele vai retirar aquele peixe grande?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/96571673.webp
pintar
Ele está pintando a parede de branco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/102677982.webp
sentir
Ela sente o bebê em sua barriga.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/46565207.webp
preparar
Ela preparou para ele uma grande alegria.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
cms/verbs-webp/107996282.webp
referir
O professor refere-se ao exemplo no quadro.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/51573459.webp
enfatizar
Você pode enfatizar seus olhos bem com maquiagem.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.