Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
deixar entrar
Nunca se deve deixar estranhos entrar.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
dar lugar
Muitas casas antigas têm que dar lugar às novas.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
chegar
Muitas pessoas chegam de motorhome nas férias.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
consertar
Ele queria consertar o cabo.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
matar
Cuidado, você pode matar alguém com esse machado!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
olhar para baixo
Ela olha para o vale abaixo.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
explorar
Os humanos querem explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
expressar-se
Ela quer se expressar para sua amiga.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
perder
O homem perdeu seu trem.
missen
De man heeft zijn trein gemist.