Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
preparar
Ela preparou para ele uma grande alegria.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
excluir
O grupo o exclui.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
afastar
Um cisne afasta o outro.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
seguir
Meu cachorro me segue quando eu corro.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
falar com
Alguém deveria falar com ele; ele está tão solitário.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
passar por
Os dois passam um pelo outro.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
explorar
Os humanos querem explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
explicar
Ela explica a ele como o dispositivo funciona.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
pendurar
A rede pende do teto.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
vencer
Ele venceu seu oponente no tênis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
desfrutar
Ela desfruta da vida.
genieten
Ze geniet van het leven.