Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

戻る
父は戦争から戻ってきました。
Modoru
chichi wa sensō kara modotte kimashita.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

出発する
私たちの休日の客は昨日出発しました。
Shuppatsu suru
watashitachi no kyūjitsu no kyaku wa kinō shuppatsu shimashita.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

旅行する
彼は旅行が好きで、多くの国を訪れました。
Ryokō suru
kare wa ryokō ga sukide, ōku no kuni o otozuremashita.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

引っ越す
隣人は引っ越しています。
Hikkosu
rinjin wa hikkoshite imasu.
verhuizen
De buurman verhuist.

押す
看護師は患者を車いすで押します。
Osu
kankoshi wa kanja o kurumaisu de oshimasu.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

外に出たい
子供は外に出たがっています。
Soto ni detai
kodomo wa soto ni deta gatte imasu.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

泳ぐ
彼女は定期的に泳ぎます。
Oyogu
kanojo wa teikitekini oyogimasu.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

信頼する
私たちは互いにすべて信頼しています。
Shinrai suru
watashitachi wa tagaini subete shinrai shite imasu.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

嫌う
その二人の少年はお互いを嫌っています。
Kirau
sono ni-ri no shōnen wa otagai o kiratte imasu.
haten
De twee jongens haten elkaar.

受け取る
私は非常に高速なインターネットを受け取ることができます。
Uketoru
watashi wa hijō ni kōsokuna intānetto o uketoru koto ga dekimasu.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

動く
たくさん動くのは健康に良いです。
Ugoku
takusan ugoku no wa kenkō ni yoidesu.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
