Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

洗う
私は皿洗いが好きではありません。
Arau
watashi wa saraarai ga sukide wa arimasen.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

議論する
同僚たちは問題を議論しています。
Giron suru
dōryō-tachi wa mondai o giron shite imasu.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

存在する
恐竜は今日ではもう存在しません。
Sonzai suru
kyōryū wa kyōde wa mō sonzai shimasen.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.

押す
車が止まり、押す必要がありました。
Osu
kuruma ga tomari, osu hitsuyō ga arimashita.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

行く必要がある
私は緊急に休暇が必要です。行かなければなりません!
Iku hitsuyō ga aru
watashi wa kinkyū ni kyūka ga hitsuyōdesu. Ikanakereba narimasen!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

進む
この地点ではもうこれ以上進むことはできません。
Susumu
kono chitende wa mō kore ijō susumu koto wa dekimasen.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

旅行する
私たちはヨーロッパを旅行するのが好きです。
Ryokō suru
watashitachiha yōroppa o ryokō suru no ga sukidesu.
reizen
We reizen graag door Europa.

一緒に乗る
あなたと一緒に乗ってもいいですか?
Issho ni noru
anata to issho ni notte mo īdesu ka?
meerijden
Mag ik met je meerijden?

遅れる
時計は数分遅れています。
Okureru
tokei wa sū-bu okurete imasu.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

行われる
葬式は一昨日行われました。
Okonawa reru
sōshiki wa ototoi okonawa remashita.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

権利がある
高齢者は年金を受け取る権利があります。
Kenri ga aru
kōrei-sha wa nenkin o uketoru kenri ga arimasu.
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
