Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/102327719.webp
dormir
O bebê dorme.
slapen
De baby slaapt.
cms/verbs-webp/34725682.webp
sugerir
A mulher sugere algo para sua amiga.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/74908730.webp
causar
Muitas pessoas rapidamente causam caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/113393913.webp
parar
Os táxis pararam no ponto.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/10206394.webp
suportar
Ela mal consegue suportar a dor!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/121180353.webp
perder
Espere, você perdeu sua carteira!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/15353268.webp
espremer
Ela espreme o limão.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/74036127.webp
perder
O homem perdeu seu trem.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/120686188.webp
estudar
As meninas gostam de estudar juntas.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/44127338.webp
desistir
Ele desistiu do seu trabalho.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportar
O caminhão transporta as mercadorias.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/87142242.webp
pendurar
A rede pende do teto.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.