Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/19584241.webp
dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/99196480.webp
estacionar
Os carros estão estacionados no estacionamento subterrâneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/33688289.webp
deixar entrar
Nunca se deve deixar estranhos entrar.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/75508285.webp
esperar ansiosamente
As crianças sempre esperam ansiosamente pela neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/125376841.webp
olhar para
Nas férias, eu olhei para muitos pontos turísticos.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/94482705.webp
traduzir
Ele pode traduzir entre seis idiomas.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/45022787.webp
matar
Vou matar a mosca!
doden
Ik zal de vlieg doden!
cms/verbs-webp/111063120.webp
conhecer
Cães estranhos querem se conhecer.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/85968175.webp
danificar
Dois carros foram danificados no acidente.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/54608740.webp
arrancar
As ervas daninhas precisam ser arrancadas.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/74176286.webp
proteger
A mãe protege seu filho.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/57574620.webp
entregar
Nossa filha entrega jornais durante as férias.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.