Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/34725682.webp
sugerir
A mulher sugere algo para sua amiga.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/95938550.webp
levar
Nós levamos uma árvore de Natal conosco.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/130770778.webp
viajar
Ele gosta de viajar e já viu muitos países.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/116610655.webp
construir
Quando a Grande Muralha da China foi construída?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
cms/verbs-webp/79317407.webp
comandar
Ele comanda seu cachorro.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/40632289.webp
conversar
Os alunos não devem conversar durante a aula.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/49853662.webp
escrever por toda parte
Os artistas escreveram por toda a parede.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/118232218.webp
proteger
Crianças devem ser protegidas.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/62788402.webp
endossar
Nós endossamos de bom grado sua ideia.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
cms/verbs-webp/120900153.webp
sair
As crianças finalmente querem sair.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/117658590.webp
extinguir-se
Muitos animais se extinguiram hoje.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
cms/verbs-webp/106088706.webp
levantar-se
Ela não consegue mais se levantar sozinha.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.