Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

acostumar-se
Crianças precisam se acostumar a escovar os dentes.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

combater
O corpo de bombeiros combate o fogo pelo ar.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

suspeitar
Ele suspeita que seja sua namorada.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

servir
Cães gostam de servir seus donos.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

economizar
A menina está economizando sua mesada.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

economizar
Você economiza dinheiro quando diminui a temperatura do ambiente.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

gerenciar
Quem gerencia o dinheiro na sua família?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

sugerir
A mulher sugere algo para sua amiga.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

aproximar
Os caracóis estão se aproximando um do outro.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

gastar
Ela gastou todo o seu dinheiro.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

discar
Ela pegou o telefone e discou o número.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
