Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/122010524.webp
företaga
Jag har företagit mig många resor.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/34567067.webp
söka efter
Polisen söker efter gärningsmannen.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/102304863.webp
sparka
Var försiktig, hästen kan sparka!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/84472893.webp
åka
Barn gillar att åka cykel eller sparkcykel.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/123519156.webp
tillbringa
Hon tillbringar all sin fritid utomhus.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/96628863.webp
spara
Flickan sparar sitt fickpengar.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
cms/verbs-webp/109542274.webp
släppa igenom
Borde flyktingar släppas igenom vid gränserna?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/101383370.webp
gå ut
Tjejerna gillar att gå ut tillsammans.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imitera
Barnet imiterar ett flygplan.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/104818122.webp
reparera
Han ville reparera kabeln.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/97119641.webp
måla
Bilen målas blå.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/122079435.webp
öka
Företaget har ökat sin inkomst.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.