Woordenlijst
Leer werkwoorden – Zweeds

lämna till
Ägarna lämnar sina hundar till mig för en promenad.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

springa bort
Alla sprang bort från branden.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

gå vidare
Du kan inte gå längre vid den här punkten.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

öppna
Kassaskåpet kan öppnas med den hemliga koden.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.

njuta av
Hon njuter av livet.
genieten
Ze geniet van het leven.

ljuga
Ibland måste man ljuga i en nödsituation.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

enas
Grannarna kunde inte enas om färgen.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

berika
Kryddor berikar vår mat.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

stödja
Vi stödjer gärna din idé.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

börja
Ett nytt liv börjar med äktenskap.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

parkera
Bilarna parkeras i parkeringsgaraget under mark.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
