Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/124458146.webp
lämna till
Ägarna lämnar sina hundar till mig för en promenad.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/116067426.webp
springa bort
Alla sprang bort från branden.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/85860114.webp
gå vidare
Du kan inte gå längre vid den här punkten.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/115207335.webp
öppna
Kassaskåpet kan öppnas med den hemliga koden.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
cms/verbs-webp/118483894.webp
njuta av
Hon njuter av livet.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/99725221.webp
ljuga
Ibland måste man ljuga i en nödsituation.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/67232565.webp
enas
Grannarna kunde inte enas om färgen.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/108350963.webp
berika
Kryddor berikar vår mat.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/62788402.webp
stödja
Vi stödjer gärna din idé.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
cms/verbs-webp/35862456.webp
börja
Ett nytt liv börjar med äktenskap.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkera
Bilarna parkeras i parkeringsgaraget under mark.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/85191995.webp
komma överens
Sluta bråka och kom överens nu!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!