Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/78063066.webp
förvara
Jag förvarar mina pengar i mitt nattduksbord.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imitera
Barnet imiterar ett flygplan.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servera
Servitören serverar maten.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/106203954.webp
använda
Vi använder gasmasker i branden.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/54608740.webp
dra upp
Ogräs behöver dras upp.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/66787660.webp
måla
Jag vill måla min lägenhet.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/65915168.webp
prassla
Löven prasslar under mina fötter.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/123237946.webp
hända
En olycka har hänt här.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bevisa
Han vill bevisa en matematisk formel.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/68561700.webp
lämna öppen
Den som lämnar fönstren öppna bjuder in tjuvar!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/108218979.webp
måste
Han måste stiga av här.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
cms/verbs-webp/109588921.webp
stänga av
Hon stänger av väckarklockan.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.