Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

przynależeć
Szczęście przychodzi do ciebie.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

inwestować
W co powinniśmy inwestować nasze pieniądze?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

tłumaczyć
Ona tłumaczy mu, jak działa to urządzenie.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

niszczyć
Tornado niszczy wiele domów.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

należeć
Moja żona należy do mnie.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

dotykać
Rolnik dotyka swoich roślin.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

podawać
Kelner podaje jedzenie.
serveren
De ober serveert het eten.

kończyć
On kończy codziennie swoją trasę joggingową.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

przygotowywać
Ona przygotowuje ciasto.
bereiden
Ze bereidt een taart.

podróżować
On lubi podróżować i widział wiele krajów.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

zbankrutować
Firma prawdopodobnie wkrótce zbankrutuje.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
