Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/6307854.webp
przynależeć
Szczęście przychodzi do ciebie.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
cms/verbs-webp/120282615.webp
inwestować
W co powinniśmy inwestować nasze pieniądze?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/100634207.webp
tłumaczyć
Ona tłumaczy mu, jak działa to urządzenie.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/106515783.webp
niszczyć
Tornado niszczy wiele domów.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/27076371.webp
należeć
Moja żona należy do mnie.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/129300323.webp
dotykać
Rolnik dotyka swoich roślin.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/113966353.webp
podawać
Kelner podaje jedzenie.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/110045269.webp
kończyć
On kończy codziennie swoją trasę joggingową.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/115628089.webp
przygotowywać
Ona przygotowuje ciasto.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/130770778.webp
podróżować
On lubi podróżować i widział wiele krajów.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/123170033.webp
zbankrutować
Firma prawdopodobnie wkrótce zbankrutuje.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/112970425.webp
denerwować się
Ona denerwuje się, bo on zawsze chrapie.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.