Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

žinoti
Ji beveik išmintimi žino daug knygų.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

rūpintis
Mūsų sūnus labai rūpinasi savo nauju automobiliu.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

užsisakyti
Ji užsakė sau pusryčius.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

degti
Židinyje dega ugnis.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

grįžti
Bumerangas grįžo.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

gimdyti
Ji netrukus pagims.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

palikti
Savininkai palieka savo šunis man pasivaikščioti.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

pabėgti
Mūsų katė pabėgo.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

turėti
Žuvis, sūris ir pienas turi daug baltymų.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

atvykti
Lėktuvas atvyko laiku.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

gauti eilės numerį
Prašau palaukti, greitai gausite savo eilės numerį!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
