Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

ramasser
Nous devons ramasser toutes les pommes.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

répondre
L’étudiant répond à la question.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

travailler pour
Il a beaucoup travaillé pour ses bonnes notes.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

donner
Elle donne son cœur.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.

manger
Les poules mangent les grains.
eten
De kippen eten de granen.

voyager
J’ai beaucoup voyagé à travers le monde.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

aider
Tout le monde aide à monter la tente.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

décrire
Comment peut-on décrire les couleurs?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

poser le pied sur
Je ne peux pas poser le pied par terre avec ce pied.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

s’entraîner
Les athlètes professionnels doivent s’entraîner tous les jours.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.

peindre
Je veux peindre mon appartement.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
