Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/99769691.webp
passer
Le train passe devant nous.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importer
Nous importons des fruits de nombreux pays.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
cms/verbs-webp/122707548.webp
se tenir debout
Le montagnard se tient sur le pic.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/108350963.webp
enrichir
Les épices enrichissent notre nourriture.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/110775013.webp
noter
Elle veut noter son idée d’entreprise.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/103232609.webp
exposer
L’art moderne est exposé ici.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/119613462.webp
attendre
Ma sœur attend un enfant.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/121820740.webp
commencer
Les randonneurs ont commencé tôt le matin.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/124740761.webp
arrêter
La femme arrête une voiture.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/115847180.webp
aider
Tout le monde aide à monter la tente.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/87153988.webp
promouvoir
Nous devons promouvoir des alternatives au trafic automobile.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/100585293.webp
faire demi-tour
Il faut faire demi-tour avec la voiture ici.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.