Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/96586059.webp
licencier
Le patron l’a licencié.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/113842119.webp
passer
Le Moyen Âge est passé.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/125319888.webp
couvrir
Elle couvre ses cheveux.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cms/verbs-webp/57574620.webp
distribuer
Notre fille distribue des journaux pendant les vacances.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/101945694.webp
faire la grasse matinée
Ils veulent enfin faire la grasse matinée pour une nuit.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/116610655.webp
construire
Quand la Grande Muraille de Chine a-t-elle été construite?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
cms/verbs-webp/73649332.webp
crier
Si tu veux être entendu, tu dois crier ton message fort.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/88615590.webp
décrire
Comment peut-on décrire les couleurs?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/55788145.webp
couvrir
L’enfant couvre ses oreilles.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lire
Je ne peux pas lire sans lunettes.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/109071401.webp
embrasser
La mère embrasse les petits pieds du bébé.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.