Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

spread out
He spreads his arms wide.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

fight
The fire department fights the fire from the air.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

serve
The chef is serving us himself today.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

sell
The traders are selling many goods.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

send
I sent you a message.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

lie
Sometimes one has to lie in an emergency situation.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

paint
She has painted her hands.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

set
The date is being set.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

create
Who created the Earth?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
