Vocabulary
Learn Verbs – Dutch
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
make progress
Snails only make slow progress.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
throw away
He steps on a thrown-away banana peel.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
deliver
Our daughter delivers newspapers during the holidays.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
leave standing
Today many have to leave their cars standing.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
renew
The painter wants to renew the wall color.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
look
Everyone is looking at their phones.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
destroy
The files will be completely destroyed.
duwen
Ze duwen de man het water in.
push
They push the man into the water.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
increase
The population has increased significantly.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
mention
The boss mentioned that he will fire him.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
hang down
Icicles hang down from the roof.