Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tax
Companies are taxed in various ways.

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
marry
Minors are not allowed to be married.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
see clearly
I can see everything clearly through my new glasses.

voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
complete
Can you complete the puzzle?

geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
give
What did her boyfriend give her for her birthday?

trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
train
Professional athletes have to train every day.

activeren
De rook activeerde het alarm.
trigger
The smoke triggered the alarm.

kijken
Ze kijkt door een gat.
look
She looks through a hole.

vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
mention
The boss mentioned that he will fire him.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
spend money
We have to spend a lot of money on repairs.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
drive
The cowboys drive the cattle with horses.
