Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cause
Too many people quickly cause chaos.
cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
bring up
How many times do I have to bring up this argument?
cms/verbs-webp/124046652.webp
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
come first
Health always comes first!
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
endure
She can hardly endure the pain!
cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
eat
The chickens are eating the grains.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
return
The father has returned from the war.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
get through
The water was too high; the truck couldn’t get through.
cms/verbs-webp/44269155.webp
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
throw
He throws his computer angrily onto the floor.
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
drive around
The cars drive around in a circle.
cms/verbs-webp/123947269.webp
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
monitor
Everything is monitored here by cameras.
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
see again
They finally see each other again.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
work
The motorcycle is broken; it no longer works.