Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/123546660.webp
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
check
The mechanic checks the car’s functions.
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
drive around
The cars drive around in a circle.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
introduce
He is introducing his new girlfriend to his parents.
cms/verbs-webp/123953850.webp
redden
De dokters konden zijn leven redden.
save
The doctors were able to save his life.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
snow
It snowed a lot today.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
paint
I want to paint my apartment.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
embrace
The mother embraces the baby’s little feet.
cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
forget
She’s forgotten his name now.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
destroy
The files will be completely destroyed.
cms/verbs-webp/63935931.webp
draaien
Ze draait het vlees.
turn
She turns the meat.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
publish
The publisher puts out these magazines.
cms/verbs-webp/61245658.webp
uitspringen
De vis springt uit het water.
jump out
The fish jumps out of the water.