Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/122398994.webp
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
kill
Be careful, you can kill someone with that axe!
cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
run away
Some kids run away from home.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
come closer
The snails are coming closer to each other.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cancel
The flight is canceled.
cms/verbs-webp/93792533.webp
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
mean
What does this coat of arms on the floor mean?
cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
summarize
You need to summarize the key points from this text.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
listen
He is listening to her.
cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
touch
He touched her tenderly.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
like
The child likes the new toy.
cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
send
This company sends goods all over the world.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
mention
The boss mentioned that he will fire him.
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
think along
You have to think along in card games.