Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
give way
Many old houses have to give way for the new ones.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
thank
I thank you very much for it!
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
sound
Her voice sounds fantastic.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
get through
The water was too high; the truck couldn’t get through.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
dial
She picked up the phone and dialed the number.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cause
Too many people quickly cause chaos.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
use
We use gas masks in the fire.
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
look at
On vacation, I looked at many sights.
cms/verbs-webp/115520617.webp
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
run over
A cyclist was run over by a car.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
leave standing
Today many have to leave their cars standing.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
listen to
The children like to listen to her stories.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
feel
The mother feels a lot of love for her child.