Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/33463741.webp
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
open
Can you please open this can for me?
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
walk
The group walked across a bridge.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
drive back
The mother drives the daughter back home.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
De atleet rent.
run
The athlete runs.
cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
forget
She’s forgotten his name now.
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
drive around
The cars drive around in a circle.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
make a mistake
Think carefully so you don’t make a mistake!
cms/verbs-webp/51465029.webp
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
run slow
The clock is running a few minutes slow.
cms/verbs-webp/119913596.webp
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
give
The father wants to give his son some extra money.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
work out
It didn’t work out this time.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
suggest
The woman suggests something to her friend.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
lead
He enjoys leading a team.