Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)
sit
Many people are sitting in the room.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
pay attention
One must pay attention to the road signs.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
prepare
She prepared him great joy.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
find difficult
Both find it hard to say goodbye.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
make a mistake
Think carefully so you don’t make a mistake!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
update
Nowadays, you have to constantly update your knowledge.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
evaluate
He evaluates the performance of the company.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
listen
He is listening to her.
luisteren
Hij luistert naar haar.
command
He commands his dog.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
run away
Some kids run away from home.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
chat
They chat with each other.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.