Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/91930542.webp
stop
The policewoman stops the car.
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/119952533.webp
taste
This tastes really good!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/129403875.webp
ring
The bell rings every day.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/74119884.webp
open
The child is opening his gift.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/108014576.webp
see again
They finally see each other again.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/101890902.webp
produce
We produce our own honey.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/95190323.webp
vote
One votes for or against a candidate.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/118485571.webp
do for
They want to do something for their health.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/47225563.webp
think along
You have to think along in card games.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/79404404.webp
need
I’m thirsty, I need water!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
cms/verbs-webp/122394605.webp
change
The car mechanic is changing the tires.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
cms/verbs-webp/84476170.webp
demand
He demanded compensation from the person he had an accident with.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.