Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

quit
I want to quit smoking starting now!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

change
A lot has changed due to climate change.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

work for
He worked hard for his good grades.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

stop by
The doctors stop by the patient every day.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

receive
I can receive very fast internet.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

turn off
She turns off the alarm clock.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

transport
We transport the bikes on the car roof.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

clean
She cleans the kitchen.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

save
My children have saved their own money.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

drink
She drinks tea.
drinken
Ze drinkt thee.
