Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws
užžengti
Aš negaliu užžengti ant žemės šia koja.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
tyrinėti
Žmonės nori tyrinėti Marsą.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
veikti
Motociklas sugedo; jis daugiau neveikia.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
kreiptis
Jie kreipiasi vienas į kitą.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
grąžinti
Šuo grąžina žaislą.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
pažinti
Ji nėra pažįstama su elektra.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
žiūrėti
Ji žiūri per žiūronus.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
palikti nepaliestą
Gamta buvo palikta nepaliesta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
žadinti
Žadintuvas ją žadina 10 val. ryto.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
išeiti
Vaikai pagaliau nori išeiti laukan.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
pabėgti
Mūsų sūnus norėjo pabėgti iš namų.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.