Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

discuss
They discuss their plans.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.

pay attention
One must pay attention to the road signs.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

understand
I finally understood the task!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

travel
We like to travel through Europe.
reizen
We reizen graag door Europa.

forgive
I forgive him his debts.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

accept
Credit cards are accepted here.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

trade
People trade in used furniture.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

throw to
They throw the ball to each other.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

confirm
She could confirm the good news to her husband.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

miss
The man missed his train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

enter
The ship is entering the harbor.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
