Woordenlijst
Leer werkwoorden – Roemeens
curăța
Ea curăță bucătăria.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
lăsa
Au lăsat accidental copilul la gară.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
transporta
Ei își transportă copiii pe spate.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cere
El cere compensație.
eisen
Hij eist compensatie.
proteja
O cască ar trebui să protejeze împotriva accidentelor.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
proteja
Copiii trebuie să fie protejați.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
desface
El își desface brațele larg.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
descurca
Ea trebuie să se descurce cu puțini bani.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
gândi
Ea trebuie să se gândească mereu la el.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
privi unul pe altul
S-au privit unul pe altul mult timp.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
picta
Ți-am pictat un tablou frumos!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!