Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/33688289.webp
lukke ind
Man bør aldrig lukke fremmede ind.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/94482705.webp
oversætte
Han kan oversætte mellem seks sprog.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/99951744.webp
mistænke
Han mistænker, at det er hans kæreste.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffe
Hun straffede sin datter.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/100585293.webp
vende rundt
Du skal vende bilen her.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/120452848.webp
kende
Hun kender mange bøger næsten udenad.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/118026524.webp
modtage
Jeg kan modtage meget hurtigt internet.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/101383370.webp
gå ud
Pigerne kan lide at gå ud sammen.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/122398994.webp
dræbe
Vær forsigtig, du kan dræbe nogen med den økse!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
cms/verbs-webp/84847414.webp
passe
Vores søn passer rigtig godt på sin nye bil.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/79404404.webp
behøve
Jeg er tørstig, jeg behøver vand!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
cms/verbs-webp/101742573.webp
male
Hun har malet sine hænder.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.