Ordliste
Lær verber – Nederlandsk

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
glemme
Hun har nu glemt hans navn.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sortere
Han kan lide at sortere sine frimærker.

gooien
Hij gooit de bal in de mand.
kaste
Han kaster bolden i kurven.

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
rejse rundt
Jeg har rejst meget rundt i verden.

zien
Je kunt beter zien met een bril.
se
Du kan se bedre med briller.

beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
beskrive
Hvordan kan man beskrive farver?

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
omfavne
Moderen omfavner babyens små fødder.

dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
tjene
Hunde kan lide at tjene deres ejere.

snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
hakke
Til salaten skal du hakke agurken.

rennen
De atleet rent.
løbe
Atleten løber.

wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
gå en tur
Familien går en tur om søndagen.
