Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/124545057.webp
ouvir
As crianças gostam de ouvir suas histórias.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/96476544.webp
marcar
A data está sendo marcada.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/47062117.webp
se virar
Ela tem que se virar com pouco dinheiro.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/853759.webp
liquidar
A mercadoria está sendo liquidada.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/53646818.webp
deixar entrar
Estava nevando lá fora e nós os deixamos entrar.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/112755134.webp
ligar
Ela só pode ligar durante o intervalo do almoço.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/82604141.webp
jogar fora
Ele pisa em uma casca de banana jogada fora.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/49585460.webp
acabar
Como acabamos nesta situação?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/64053926.webp
superar
Os atletas superaram a cachoeira.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/120086715.webp
completar
Você consegue completar o quebra-cabeça?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/33463741.webp
abrir
Você pode abrir esta lata para mim, por favor?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
cms/verbs-webp/93169145.webp
falar
Ele fala para seu público.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.