Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/92266224.webp
desligar
Ela desliga a eletricidade.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/63645950.webp
correr
Ela corre todas as manhãs na praia.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/105504873.webp
querer partir
Ela quer deixar o hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/18316732.webp
atravessar
O carro atravessa uma árvore.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/124740761.webp
parar
A mulher para um carro.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/121670222.webp
seguir
Os pintinhos sempre seguem sua mãe.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/99602458.webp
restringir
O comércio deve ser restringido?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/102631405.webp
esquecer
Ela não quer esquecer o passado.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/102169451.webp
lidar
Tem-se que lidar com problemas.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/30793025.webp
ostentar
Ele gosta de ostentar seu dinheiro.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/129244598.webp
limitar
Durante uma dieta, é preciso limitar a ingestão de alimentos.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/120515454.webp
alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.
voeden
De kinderen voeden het paard.