Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/60395424.webp
pular
A criança está pulando feliz.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/95625133.webp
amar
Ela ama muito o seu gato.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/125376841.webp
olhar para
Nas férias, eu olhei para muitos pontos turísticos.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/55788145.webp
cobrir
A criança cobre seus ouvidos.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/61806771.webp
trazer
O mensageiro traz um pacote.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/90773403.webp
seguir
Meu cachorro me segue quando eu corro.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/122153910.webp
dividir
Eles dividem as tarefas domésticas entre si.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/118008920.webp
começar
A escola está apenas começando para as crianças.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/91906251.webp
chamar
O menino chama o mais alto que pode.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/94193521.webp
virar
Você pode virar à esquerda.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/42111567.webp
cometer um erro
Pense bem para não cometer um erro!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.