Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
sair
As crianças finalmente querem sair.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
entrar
Ele entra no quarto do hotel.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
procurar
Eu procuro por cogumelos no outono.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
desenvolver
Eles estão desenvolvendo uma nova estratégia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
trabalhar
Ela trabalha melhor que um homem.
werken
Ze werkt beter dan een man.
entregar
Ele entrega pizzas em casas.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
comandar
Ele comanda seu cachorro.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
receber
Ele recebeu um aumento de seu chefe.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
verificar
Ele verifica quem mora lá.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
combater
O corpo de bombeiros combate o fogo pelo ar.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.