Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

subratllar
Ell va subratllar la seva afirmació.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

entrar
El vaixell està entrant al port.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

canviar
El mecànic està canviant els neumàtics.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.

casar-se
No es permet casar-se als menors d’edat.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

deixar entrar
Estava nevant fora i els vam deixar entrar.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

escollir
Ella escull un nou parell d’ulleres de sol.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

construir
Els nens estan construint una torre alta.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

explicar
Ella li explica com funciona el dispositiu.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

estar situat
Allà hi ha el castell - està just davant!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

guanyar
Ell intenta guanyar al escacs.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

menjar
Què volem menjar avui?
eten
Wat willen we vandaag eten?
