Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/96710497.webp
superar
As baleias superam todos os animais em peso.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/115373990.webp
aparecer
Um peixe enorme apareceu repentinamente na água.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
cms/verbs-webp/62000072.webp
passar a noite
Estamos passando a noite no carro.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/127620690.webp
tributar
As empresas são tributadas de várias maneiras.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/80116258.webp
avaliar
Ele avalia o desempenho da empresa.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/125385560.webp
lavar
A mãe lava seu filho.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/102238862.webp
visitar
Uma velha amiga a visita.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/41935716.webp
perder-se
É fácil se perder na floresta.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/124274060.webp
deixar
Ela me deixou uma fatia de pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/102114991.webp
cortar
O cabeleireiro corta o cabelo dela.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/55128549.webp
jogar
Ele joga a bola na cesta.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/98561398.webp
misturar
O pintor mistura as cores.
mengen
De schilder mengt de kleuren.