Vocabulário
Aprenda verbos – Holandês

aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
ter vez
Por favor, espere, você terá sua vez em breve!

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
acostumar-se
Crianças precisam se acostumar a escovar os dentes.

houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
amar
Ela realmente ama seu cavalo.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
queimar
A carne não deve queimar na grelha.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
dirigir
Depois das compras, os dois dirigem para casa.

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
limpar
O trabalhador está limpando a janela.

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publicar
Publicidade é frequentemente publicada em jornais.

luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
ouvir
Ele gosta de ouvir a barriga de sua esposa grávida.

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
olhar um para o outro
Eles se olharam por muito tempo.

beperken
Moet handel worden beperkt?
restringir
O comércio deve ser restringido?

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
deixar
Os donos deixam seus cachorros comigo para um passeio.
