Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/94153645.webp
plakať
Dieťa plače vo vani.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/119269664.webp
zložiť
Študenti zložili skúšku.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/101945694.webp
zaspať
Chcú konečne zaspať na jednu noc.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/89084239.webp
znížiť
Určite musím znížiť svoje náklady na kúrenie.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/89869215.webp
kopnúť
Radi kopia, ale len v stolnom futbale.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/3270640.webp
prenasledovať
Kovboj prenasleduje kone.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/86064675.webp
tlačiť
Auto zastavilo a muselo byť tlačené.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/90321809.webp
míňať peniaze
Musíme míňať veľa peňazí na opravy.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/97784592.webp
dávať pozor
Treba dávať pozor na dopravné značky.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/74176286.webp
chrániť
Matka chráni svoje dieťa.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/118483894.webp
tešiť sa
Ona sa teší zo života.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/10206394.webp
vydržať
Ťažko vydrží tú bolesť!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!