Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
zamišljati
Ona svakodnevno zamišlja nešto novo.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
imati na raspolaganju
Djeca imaju na raspolaganju samo džeparac.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
dovršiti
Možeš li dovršiti slagalicu?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
biti
Ne bi trebali biti tužni!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
oštetiti
U nesreći su oštećena dva automobila.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
dogoditi se
Nešto loše se dogodilo.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
ograničiti
Treba li trgovinu ograničiti?
beperken
Moet handel worden beperkt?
podijeliti
Trebamo naučiti podijeliti naše bogatstvo.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
čistiti
Ona čisti kuhinju.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
pustiti unutra
Vanjski snijeg i mi smo ih pustili unutra.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
dodati
Ona dodaje malo mlijeka u kavu.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.