Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
nabaviti bolovanje
Morao je nabaviti bolovanje od doktora.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
istraživati
Ljudi žele istraživati Mars.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
vratiti
Pas vraća igračku.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
voziti kući
Nakon kupovine, njih dvoje voze kući.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
slijediti
Moj pas me slijedi kada trčim.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
približiti se
Puževi se približavaju jedan drugome.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
propustiti
Čovjek je propustio svoj vlak.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
potrošiti
Ona je potrošila sav svoj novac.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
postati prijatelji
Dvoje su postali prijatelji.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
učiniti
To ste trebali učiniti prije sat vremena!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
biti
Ne bi trebali biti tužni!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!