Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/95190323.webp
votar
Se vota a favor o en contra de un candidato.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/68779174.webp
representar
Los abogados representan a sus clientes en la corte.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/90287300.webp
sonar
¿Oyes sonar la campana?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/125884035.webp
sorprender
Ella sorprendió a sus padres con un regalo.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/95655547.webp
dejar pasar
Nadie quiere dejarlo pasar en la caja del supermercado.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/41935716.webp
perderse
Es fácil perderse en el bosque.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/65840237.webp
enviar
Me enviarán los productos en un paquete.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/128782889.webp
asombrarse
Ella se asombró cuando recibió la noticia.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
cms/verbs-webp/73751556.webp
rezar
Él reza en silencio.
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/51465029.webp
atrasar
El reloj atrasa unos minutos.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
cms/verbs-webp/86196611.webp
atropellar
Desafortunadamente, muchos animales todavía son atropellados por coches.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/90539620.webp
pasar
A veces el tiempo pasa lentamente.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.