Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/120259827.webp
kritiseer
Die baas kritiseer die werknemer.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toelaat
Mens moet nie depressie toelaat nie.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/104476632.webp
was
Ek hou nie daarvan om die skottelgoed te was nie.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstreep
Hy het sy verklaring onderstreep.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/94555716.webp
word
Hulle het ’n goeie span geword.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/117311654.webp
dra
Hulle dra hul kinders op hulle rûe.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/122638846.webp
stomslaan
Die verrassing slaan haar stom.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/54887804.webp
waarborg
Versekering waarborg beskerming in geval van ongelukke.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuur
Hy verhuur sy huis.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waarheen gaan julle albei?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/81986237.webp
meng
Sy meng ’n vrugtesap.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/97593982.webp
voorberei
’n Heerlike ontbyt is voorberei!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!