Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/55128549.webp
gooi
Hy gooi die bal in die mandjie.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/77738043.webp
begin
Die soldate begin.
beginnen
De soldaten beginnen.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/63935931.webp
draai
Sy draai die vleis.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/84506870.webp
dronk raak
Hy raak amper elke aand dronk.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/104849232.webp
geboorte gee
Sy sal binnekort geboorte gee.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/90773403.webp
volg
My hond volg my as ek hardloop.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
Die meisies hou daarvan om saam uit te gaan.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/114052356.webp
brand
Die vleis moet nie op die rooster brand nie.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/116610655.webp
bou
Wanneer is die Groot Muur van China gebou?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
cms/verbs-webp/100965244.webp
kyk af
Sy kyk af in die vallei.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitsprei
Hy sprei sy arms wyd uit.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.