Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/116519780.webp
hardloop uit
Sy hardloop uit met die nuwe skoene.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbrand
Die vuur sal baie van die woud afbrand.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdeel
Hulle verdeel die huishoudelike take onder mekaar.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/46998479.webp
bespreek
Hulle bespreek hul planne.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/89635850.webp
skakel
Sy het die foon opgetel en die nommer geskakel.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/9435922.webp
kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/59121211.webp
lui
Wie het die deurbel gelui?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/28787568.webp
verloor
My sleutel het vandag verloor gegaan!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
cms/verbs-webp/102677982.webp
voel
Sy voel die baba in haar maag.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opstaan en praat
Wie iets weet, mag in die klas opstaan en praat.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.