Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/853759.webp
verkoop
Die koopwaar word uitverkoop.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteer
Ek het nog baie papier om te sorteer.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/93792533.webp
beteken
Wat beteken hierdie wapenskild op die vloer?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/74009623.webp
toets
Die motor word in die werkswinkel getoets.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/96476544.webp
stel vas
Die datum word vasgestel.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/46998479.webp
bespreek
Hulle bespreek hul planne.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuur
Hy verhuur sy huis.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/59121211.webp
lui
Wie het die deurbel gelui?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/108014576.webp
sien weer
Hulle sien mekaar uiteindelik weer.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/123546660.webp
kontroleer
Die werktuigkundige kontroleer die motor se funksies.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/115628089.webp
voorberei
Sy berei ’n koek voor.
bereiden
Ze bereidt een taart.