Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/121820740.webp
start
The hikers started early in the morning.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/18316732.webp
drive through
The car drives through a tree.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/5135607.webp
move out
The neighbor is moving out.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/60111551.webp
take
She has to take a lot of medication.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/99769691.webp
pass by
The train is passing by us.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/120655636.webp
update
Nowadays, you have to constantly update your knowledge.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
cms/verbs-webp/123546660.webp
check
The mechanic checks the car’s functions.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/104476632.webp
wash up
I don’t like washing the dishes.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/115520617.webp
run over
A cyclist was run over by a car.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/67624732.webp
fear
We fear that the person is seriously injured.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/98977786.webp
name
How many countries can you name?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/112970425.webp
get upset
She gets upset because he always snores.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.