Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

consume
She consumes a piece of cake.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

look up
What you don’t know, you have to look up.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

become friends
The two have become friends.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

run
The athlete runs.
rennen
De atleet rent.

receive
She received a very nice gift.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

embrace
The mother embraces the baby’s little feet.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

sound
Her voice sounds fantastic.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

listen to
The children like to listen to her stories.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

save
My children have saved their own money.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

want to leave
She wants to leave her hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

cause
Too many people quickly cause chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
