Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/79317407.webp
command
He commands his dog.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/91254822.webp
pick
She picked an apple.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/108286904.webp
drink
The cows drink water from the river.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/91442777.webp
step on
I can’t step on the ground with this foot.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/58292283.webp
demand
He is demanding compensation.
eisen
Hij eist compensatie.
cms/verbs-webp/119895004.webp
write
He is writing a letter.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/109657074.webp
drive away
One swan drives away another.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/93792533.webp
mean
What does this coat of arms on the floor mean?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/111750432.webp
hang
Both are hanging on a branch.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/43532627.webp
live
They live in a shared apartment.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/118253410.webp
spend
She spent all her money.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.