Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.
tell
She tells her a secret.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
prepare
A delicious breakfast is prepared!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
complete
Can you complete the puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
think outside the box
To be successful, you have to think outside the box sometimes.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
be
You shouldn’t be sad!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
rent out
He is renting out his house.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
come closer
The snails are coming closer to each other.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
move in together
The two are planning to move in together soon.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
see again
They finally see each other again.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cover
The child covers its ears.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.