Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

girare
Puoi girare a sinistra.
draaien
Je mag naar links draaien.

scappare
Nostro figlio voleva scappare da casa.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

venire
La fortuna sta venendo da te.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

sposarsi
Ai minori non è permesso sposarsi.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

rispondere
Lei risponde sempre per prima.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

inviare
Sta inviando una lettera.
sturen
Hij stuurt een brief.

annotare
Devi annotare la password!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

costruire
Quando è stata costruita la Grande Muraglia cinese?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?

prendere il controllo
Le cavallette hanno preso il controllo.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

usare
Anche i bambini piccoli usano i tablet.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

smontare
Nostro figlio smonta tutto!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
