Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

uccidere
Fai attenzione, con quella ascia puoi uccidere qualcuno!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

pregare
Lui prega in silenzio.
bidden
Hij bidt in stilte.

servire
Ai cani piace servire i loro padroni.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

consegnare
Lui consegna pizze a domicilio.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

bruciare
Ha bruciato un fiammifero.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

presentare
Sta presentando la sua nuova fidanzata ai suoi genitori.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

pensare fuori dagli schemi
Per avere successo, a volte devi pensare fuori dagli schemi.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.

licenziare
Il mio capo mi ha licenziato.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

incontrarsi
È bello quando due persone si incontrano.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

spegnere
Lei spegne l’elettricità.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

partecipare
Lui sta partecipando alla gara.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
