Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

lukke
Hun lukker gardinerne.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

dele
Vi skal lære at dele vores rigdom.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

efterlade uberørt
Naturen blev efterladt uberørt.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

stemme
Man stemmer for eller imod en kandidat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

forlade
Turisterne forlader stranden ved middagstid.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

kræve
Mit barnebarn kræver meget af mig.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

opbevare
Jeg opbevarer mine penge i mit natbord.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

nævne
Hvor mange lande kan du nævne?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

kræve
Han krævede kompensation fra den person, han havde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

ændre
Meget har ændret sig på grund af klimaforandringer.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

acceptere
Kreditkort accepteres her.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
