Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/123546660.webp
tjekke
Mekanikeren tjekker bilens funktioner.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/57481685.webp
gå om
Eleven har gået et år om.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/95655547.webp
lade komme foran
Ingen vil lade ham komme foran ved supermarkedets kasse.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtale
Hun skal ofte overtale sin datter til at spise.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/49853662.webp
skrive overalt
Kunstnerne har skrevet over hele væggen.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bevise
Han vil bevise en matematisk formel.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkere
Bilerne er parkeret i parkeringskælderen.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/84943303.webp
befinde sig
En perle befinder sig inden i skallen.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
cms/verbs-webp/92266224.webp
slukke
Hun slukker for strømmen.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/102114991.webp
klippe
Frisøren klipper hendes hår.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/18316732.webp
køre igennem
Bilen kører igennem et træ.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/47062117.webp
klare sig
Hun skal klare sig med lidt penge.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.