Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/61280800.webp
begrænse
Jeg kan ikke bruge for mange penge; jeg skal begrænse mig.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrænse
Hegn begrænser vores frihed.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
cms/verbs-webp/41918279.webp
løbe væk
Vores søn ville løbe væk hjemmefra.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
cms/verbs-webp/4706191.webp
øve
Kvinden øver yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/102677982.webp
føle
Hun føler babyen i hendes mave.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/65915168.webp
rasle
Bladene rasler under mine fødder.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/98977786.webp
nævne
Hvor mange lande kan du nævne?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/121820740.webp
starte
Vandrerne startede tidligt om morgenen.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/90321809.webp
bruge penge
Vi skal bruge mange penge på reparationer.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/27076371.webp
tilhøre
Min kone tilhører mig.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/78063066.webp
opbevare
Jeg opbevarer mine penge i mit natbord.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beskytte
En hjelm skal beskytte mod ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.