Ordliste
Lær verber – Nederlandsk
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
rapportere til
Alle ombord rapporterer til kaptajnen.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
modtage
Han modtog en lønforhøjelse fra sin chef.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
kaste
Han kaster vredt sin computer på gulvet.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
oversætte
Han kan oversætte mellem seks sprog.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
eje
Jeg ejer en rød sportsvogn.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
skubbe
Bilen stoppede og måtte skubbes.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
føre
Han fører pigen ved hånden.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
undersøge
Blodprøver undersøges i dette laboratorium.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
ringe
Hun tog telefonen og ringede nummeret.
sturen
Ik stuur je een brief.
sende
Jeg sender dig et brev.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
svare
Hun svarede med et spørgsmål.