Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

dink
Wie dink jy is sterker?
denken
Wie denk je dat sterker is?

teruggaan
Hy kan nie alleen teruggaan nie.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

sleg praat
Die klasmaats praat sleg van haar.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

betaal
Sy het met ’n kredietkaart betaal.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.

bankrot gaan
Die besigheid sal waarskynlik binnekort bankrot gaan.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

publiseer
Die uitgewer het baie boeke gepubliseer.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

slaan
Ouers moenie hul kinders slaan nie.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

ondersteun
Ons ondersteun ons kind se kreatiwiteit.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.

laat gaan
Jy moet nie die greep loslaat nie!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

luister
Hy luister graag na sy swanger vrou se maag.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

uitsprei
Hy sprei sy arms wyd uit.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
