Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/859238.webp
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/90287300.webp
lui
Hoor jy die klok lui?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/27076371.webp
behoort
My vrou behoort aan my.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/117491447.webp
hang af
Hy is blind en hang af van buite hulp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/62069581.webp
stuur
Ek stuur vir jou ’n brief.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/87205111.webp
oorneem
Die sprinkane het oorgeneem.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/78063066.webp
hou
Ek hou my geld in my nagkassie.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/47241989.webp
opsoek
Wat jy nie weet nie, moet jy opsoek.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/114379513.webp
bedek
Die waterlelies bedek die water.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruik
Ons gebruik gasmaskers in die brand.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/63244437.webp
bedek
Sy bedek haar gesig.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.