Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/105875674.webp
calciare
Nelle arti marziali, devi saper calciare bene.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/28642538.webp
lasciare fermo
Oggi molti devono lasciare ferme le loro auto.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/125376841.webp
osservare
In vacanza, ho osservato molte attrazioni.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/64904091.webp
raccogliere
Dobbiamo raccogliere tutte le mele.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/129300323.webp
toccare
Il contadino tocca le sue piante.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/63935931.webp
girare
Lei gira la carne.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/123844560.webp
proteggere
Un casco dovrebbe proteggere dagli incidenti.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/47062117.webp
cavarsela
Lei deve cavarsela con poco denaro.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/41935716.webp
perdersi
È facile perdersi nel bosco.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/102169451.webp
gestire
Bisogna gestire i problemi.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/32180347.webp
smontare
Nostro figlio smonta tutto!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/64053926.webp
superare
Gli atleti superano la cascata.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.