Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/90554206.webp
riferire
Lei riferisce lo scandalo alla sua amica.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/130288167.webp
pulire
Lei pulisce la cucina.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/97784592.webp
prestare attenzione
Bisogna prestare attenzione ai segnali stradali.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/119425480.webp
riflettere
Devi riflettere molto negli scacchi.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/104818122.webp
riparare
Voleva riparare il cavo.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/130814457.webp
aggiungere
Lei aggiunge un po’ di latte al caffè.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/108350963.webp
arricchire
Le spezie arricchiscono il nostro cibo.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/127720613.webp
mancare
Lui sente molto la mancanza della sua ragazza.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/119302514.webp
chiamare
La ragazza sta chiamando la sua amica.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
cms/verbs-webp/85860114.webp
proseguire
Non puoi proseguire oltre questo punto.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/87994643.webp
camminare
Il gruppo ha camminato su un ponte.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/94153645.webp
piangere
Il bambino piange nella vasca da bagno.
huilen
Het kind huilt in het bad.