Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/88597759.webp
premere
Lui preme il bottone.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/119335162.webp
muoversi
È sano muoversi molto.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
cms/verbs-webp/90821181.webp
battere
Ha battuto il suo avversario a tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
cms/verbs-webp/63935931.webp
girare
Lei gira la carne.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/105623533.webp
dovere
Si dovrebbe bere molta acqua.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/90539620.webp
passare
A volte il tempo passa lentamente.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/15353268.webp
spremere
Lei spreme il limone.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/67035590.webp
saltare
Ha saltato nell’acqua.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/21529020.webp
correre verso
La ragazza corre verso sua madre.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/73880931.webp
pulire
L’operaio sta pulendo la finestra.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/10206394.webp
sopportare
Lei può a malapena sopportare il dolore!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/86064675.webp
spingere
L’auto si è fermata e ha dovuto essere spinta.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.