Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/42111567.webp
fare un errore
Pensa bene per non fare un errore!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/114091499.webp
addestrare
Il cane è addestrato da lei.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/91147324.webp
premiare
È stato premiato con una medaglia.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/124525016.webp
giacere dietro
Il tempo della sua gioventù giace lontano nel passato.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/118003321.webp
visitare
Lei sta visitando Parigi.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/15441410.webp
esprimersi
Lei vuole esprimersi con la sua amica.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/77572541.webp
rimuovere
L’artigiano ha rimosso le vecchie piastrelle.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/123367774.webp
ordinare
Ho ancora molti documenti da ordinare.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/113885861.webp
infettarsi
Lei si è infettata con un virus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controllare
Il dentista controlla la dentatura del paziente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/122079435.webp
aumentare
L’azienda ha aumentato il suo fatturato.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/28642538.webp
lasciare fermo
Oggi molti devono lasciare ferme le loro auto.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.