Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/91930542.webp
fermare
La poliziotta ferma l’auto.
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/5135607.webp
traslocare
Il vicino sta traslocando.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/96710497.webp
superare
Le balene superano tutti gli animali in peso.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/123298240.webp
incontrare
Gli amici si sono incontrati per una cena condivisa.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/77572541.webp
rimuovere
L’artigiano ha rimosso le vecchie piastrelle.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/104135921.webp
entrare
Lui entra nella stanza d’albergo.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/121112097.webp
dipingere
Ho dipinto un bel quadro per te!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/113248427.webp
vincere
Lui cerca di vincere a scacchi.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/102238862.webp
visitare
Un vecchio amico la visita.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/94909729.webp
aspettare
Dobbiamo ancora aspettare un mese.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/68841225.webp
capire
Non riesco a capirti!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
cms/verbs-webp/94555716.webp
diventare
Sono diventati una buona squadra.
worden
Ze zijn een goed team geworden.