Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/17624512.webp
navaditi se
Otroci se morajo navaditi čiščenja zob.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/118011740.webp
graditi
Otroci gradijo visok stolp.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/82845015.webp
poročiti
Vsi na krovu poročajo kapitanu.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/73649332.webp
kričati
Če želiš biti slišan, moraš svoje sporočilo glasno kričati.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/65199280.webp
teči za
Mama teče za svojim sinom.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/80356596.webp
posloviti se
Ženska se poslavlja.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
cms/verbs-webp/64904091.webp
pobrati
Vse jabolka moramo pobrati.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/61162540.webp
sprožiti
Dim je sprožil alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/33599908.webp
služiti
Psi radi služijo svojim lastnikom.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
cms/verbs-webp/85010406.webp
preskočiti
Športnik mora preskočiti oviro.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/100466065.webp
izpustiti
V čaju lahko izpustite sladkor.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/119235815.webp
ljubiti
Resnično ljubi svojega konja.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.