Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

navaditi se
Otroci se morajo navaditi čiščenja zob.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

graditi
Otroci gradijo visok stolp.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

poročiti
Vsi na krovu poročajo kapitanu.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

kričati
Če želiš biti slišan, moraš svoje sporočilo glasno kričati.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

teči za
Mama teče za svojim sinom.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

posloviti se
Ženska se poslavlja.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

pobrati
Vse jabolka moramo pobrati.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

sprožiti
Dim je sprožil alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.

služiti
Psi radi služijo svojim lastnikom.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

preskočiti
Športnik mora preskočiti oviro.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

izpustiti
V čaju lahko izpustite sladkor.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
