Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

tænke
Hun skal altid tænke på ham.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

tage parti for
De to venner vil altid tage parti for hinanden.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

dø
Mange mennesker dør i film.
sterven
Veel mensen sterven in films.

sidde
Mange mennesker sidder i rummet.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

skubbe
De skubber manden i vandet.
duwen
Ze duwen de man het water in.

lytte
Han kan lide at lytte til sin gravide kones mave.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

sortere
Han kan lide at sortere sine frimærker.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

vende tilbage
Faderen er vendt tilbage fra krigen.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

fjerne
Håndværkeren fjernede de gamle fliser.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

bære
Æslet bærer en tung byrde.
dragen
De ezel draagt een zware last.

flytte
Min nevø flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
