Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
finde vej
Jeg kan finde vej godt i en labyrint.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
blive fuld
Han bliver fuld næsten hver aften.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
træne
Professionelle atleter skal træne hver dag.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
stige ud
Hun stiger ud af bilen.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
fremhæve
Du kan fremhæve dine øjne godt med makeup.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
samle
Sprogkurset samler studerende fra hele verden.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
overnatte
Vi overnatter i bilen.
overnachten
We overnachten in de auto.
passe
Vores søn passer rigtig godt på sin nye bil.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
returnere
Læreren returnerer opgaverne til eleverne.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
beskatte
Virksomheder beskattes på forskellige måder.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tænke
Man skal tænke meget i skak.
denken
Je moet veel denken bij schaken.