Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

blande
Du kan blande en sund salat med grøntsager.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

producere
Man kan producere billigere med robotter.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

oversætte
Han kan oversætte mellem seks sprog.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

understrege
Han understregede sin udtalelse.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

bekræfte
Hun kunne bekræfte den gode nyhed til sin mand.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

vaske op
Jeg kan ikke lide at vaske op.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

stoppe
Du skal stoppe ved det røde lys.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

savne
Han savner sin kæreste meget.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

forberede
En lækker morgenmad er blevet forberedt!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

køre over
En cyklist blev kørt over af en bil.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

udholde
Hun kan næsten ikke udholde smerten!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
