Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/53064913.webp
lukke
Hun lukker gardinerne.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/124046652.webp
komme først
Sundhed kommer altid først!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtale
Hun skal ofte overtale sin datter til at spise.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/86710576.webp
afgå
Vores feriegæster afgik i går.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/79317407.webp
beordre
Han beordrer sin hund.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slå
Forældre bør ikke slå deres børn.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/59121211.webp
ringe
Hvem ringede på dørklokken?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/122079435.webp
øge
Virksomheden har øget sin omsætning.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/40326232.webp
forstå
Jeg forstod endelig opgaven!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/104759694.webp
håbe
Mange håber på en bedre fremtid i Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/90287300.webp
ringe
Kan du høre klokken ringe?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/33599908.webp
tjene
Hunde kan lide at tjene deres ejere.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.